- pak
- {{pak}}{{/term}}1 [verpakking] pack(age); 〈pakje〉 packet; 〈pakketje〉 parcel; 〈kartonnen doos〉 carton2 [kostuum] suit3 [bij elkaar gebonden geheel] 〈baal〉 bale; 〈partij〉 batch; 〈bundel, pakket〉 bundle; 〈stapeltje〉 packet4 [laag, vracht] pack5 [bagage] bag♦voorbeelden:1 een pak koekjes/koffie • a packet of biscuits/coffeeeen pak melk • a carton of milkeen pak suiker/meel • a bag of sugar/flourdat is een pak van mijn hart • that is/takes a load off my mind2 zijn beste pak • his (Sunday) best suiteen nat pak halen • get drenchediemand in het pak steken • clothe someonehij zit goed in het pak • he dresses smartly3 een pak oud papier • a batch/bundle of wastepaperhet was weer van hetzelfde laken een pak • it was the same thing all over again4 een pak sneeuw • a layer of snower lag een dik pak sneeuw • the snow lay thick everywhere¶ iemand een pak rammel geven • give someone a beating/a good hidingeen kind een pak slaag geven • spank/wallop a child, give a child a spankingeen pak slaag krijgen • get a whackingbij de pakken neerzitten • throw in the towelje moet niet bij de pakken neerzitten • never say diemoet je een pak voor je billen/broek? • (do you) want to get your trousers dusted?
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.